Nog voor de mens bestond, zelfs nog voor de tijd dat de dynosauriërs over onze planeet heersten, waren de bijen al bezig met het verzamelen van harsen en met maken van propolis om hun woning te beschermen tegen indringers.
Het gebruik van propolis en andere bijen producten worden reeds beschreven in de oudste geschriften die archeologen hebben gevonden. Propolis werd gebruikt in zowat elke oude beschaving, van de oude Egyptenaren, Perzen, Grieken tot de Romeinen, zelfs de Inca's en Maya's en in oude Oosterse beschavingen.
De bijen gebruiken deze propolis als bouwmateriaal om gaten en kieren in de kast dicht te kitten. Ook de ingang van de bijenkast wordt versterkt met propolis om zo indringers buiten te houden. Hier komt dan ook de naam Pro-Polis vandaan. "Pro" betekend voor en "Polis" betekend stad. Het verwijst dus naar de verdedigingwerken voor de stad.
De bijtjes verzamelen het hars door het aan hun achterste pootjes te kleven, net zoals ze dit doen met stuifmeel. Deze hars wordt vervolgens gekauwd en via speciale klieren worden hier allerlei enzymes aan toegevoegd, dezelfde enzymes die ze gebruiken om honing te maken. Zo ontstaat propolis.
Ook de mens was er al heel vroeg bij om van de lekkernij te genieten die de bijen produceerden.
Archeologische ontdekkingen, zoals rotstekeningen die tot 15.000 jaar oud zijn, hebben aangetoond dat de mens zich al vroeg bezig hield met het het oogsten van honing.
Zelfs toen al waren de mensen al uit op de zoete lekkernij die de honingbijen produceerde.
En het is ook aannemelijk dat de mens in die tijd waarschijnlijk ook de helende werking van andere bijen producten zoals was en propolis heeft ontdekt.
Het verzamelen en gebruiken van bijenproducten was niet enkel als voeding of zoetstof maar ook als helend middel.
Zo zijn er talrijke sporen gevonden van het gebruik van honing en propolis in de geneeskunde aantonen.
In Slovenië werd een fossiel kaakbeen uit het Neolithisch tijdperk gevonden, waaronder ook een tand, van meer dan 6500 jaar oud.
Uit verder archeologisch onderzoek bleek de gebarsten tand behandeld te zijn geweest met bijenwas en propolis.
bron:
Het vroegste bewijs van het gebruik van propolis dateert waarschijnlijk uit het tijdperk van het oude Egypte, waar het werd gebruikt vanwege zijn
conserverende en aromatische eigenschappen in het heilige ritueel van mummificatie en balseming.
Dit toont de krachtige conservatieve eigenschappen van propolis.
In veel culturen, en ook in het oude Egypte, had de honingbij een goddelijke status.
In die tijd werd de honingbij associeerd met de goden en was zelfs een van de titels die de Farao droeg "Bijen Koning".
Honing werd aanzien als een godendrank.
De bij werd als een heilig insect beschouwd, dat de brug legde tussen deze fysieke wereld en de onderwereld.
De oude Egyptenaren observeerden hoe de bijen de kadavers van hun roofvijanden, die in de bijenkorf waren gestorven, met propolis insmeerden en
begrepen dat deze krachtige conserverende eigenschappen moest hebben.
Omwille van deze eigenschappen gebruikten de oude Egyptenaren bijenwas en propolis in hun heilige rituelen om hun Farao's te balsemen en te mummificeren.
Wetenschappers en antropologen vonden was- en propolis-resten op de huiden en in de windels van mummies en kwamen tot de conclusie dat de oliën
in het balsem-proces een bepaalde hoeveelheid propolis bevatte.
Propolis werkte zeer goed als een bewaarmiddel om de lichamen in tact te houden na de dood.
In het oude Griekenland bestond een systeem van hoogstaande bijenteelt.
De oudste persoonlijkheid, gerelateerd aan de bijenteelt, gepresenteerd in historische documenten, is Aristaios, zoon van god Apollo en nimf Cyrene.
Beschouwd als de vader van de bijenteelt is hij een van de meest raadselachtige figuren uit de oude Griekse mythologie.
De muzen leerden hem onder andere de kunst van de bijenteelt en vervolgens gaf Aristaios zijn kennis door aan de stervelingen.
De Oude Griekse geleerden ontdekten al vroeg de geneeskrachtige eigenschappen van Propolis bij het behandelen van zowel wonden als 'ongeneeslijke ziekten'.
Aristoteles gebruikte propolis in de behandeling van huidaandoeningen,
wonden en ontstekingen.
Zijn boek 'Historia animalium' (Geschiedenis van dieren) is onderverdeeld
in tien boeken. Het boek IV behandelt dieren zonder bloed en in het boek V, hoofdstuk XVIII, maakt Aristoteles een aantal opmerkelijke observaties
over bijen en beschreef hij de antisceptische en helende werking van propolis als remedie tegen huidziektes en wonden.
Hippocrates, de vader van de moderne geneeskunde, beoefende de bijentherapie en schreef honing en Propolis voor ter genezing van
blaasjes, wonden en zweren, zowel inwendig als uitwendig.
Pedanios Dioscorides, die rond 50 na Christus leefde, beschreef medisch gebruik van propolis in zijn hoofdwerk 'De materia Medica'.
Afgezien van propolis noemt hij vaak honing, was en verschillende honingwijnen als medicijn.
Dioscorides schreef over propolis:
In het oude Rome was propolis duurder dan honing. Elke legionair had een stukje propolis bij tijdens militaire campagnes om oorlogswonden te behandelen.
De beroemde Romeinse geneesheer Pliny zei dat het steken verwijderde, zwelling verminderde, pijnlijke zenuwen verzachte, zweren genas, abscessen en builen genas, ontstekingen in wondes genas...
Plinius de Oudere schrijft in zijn beroemde 'Naturalis Historia':
In de zelfde periode, op het centraal Americaanse continent, bleken de Inca's en Maya's zich bezig te houden met bijenteelt en kennis te hebben van propolis en zijn heelkundige eigenschappen om ziektes te bestrijden die koorts veroorzaken.
Scielo: Excavations in Nakum Structure 99: New Data on Protoclassic Rituals and Precolumbian Maya Beekeeping
Na de val van het Romeinse Rijk, tijdens de vroege middeleeuwen is er op vlak van geneeskunde zeer weinig bekend.
Het hoge niveau van de Romeinse cultuur, wetenschap en geneeskunde wordt de eerst volgende eeuwen niet meer gehaald.
Rond ongeveer het jaar 800 vaardigde Karel de Grote wetten t.a.v. de bijenteelt uit en hief belasting op de bijenwas.
Tijdens de middeleeuwen verdween het gebruik van propolis grotendeels in de ‘officiële’ geneeskunde. Manuscripten uit deze periode waarin medicinale bereidingen
met propolis beschreven werden, zijn uiterst schaars.
De kennis van de geneeskrachtige eigenschappen van propolis overleefde echter wel in de traditionele volksgeneeskunde.
Enkele medische boeken uit de 12e eeuw vermelden dat propolis onderdeel was in de bereiding van veel medicijnen tegen kleine huidinfecties en bij
ademhalingsproblemen. Ook beschrijven enkele van deze bronnen middeltjes op basis van propolis voor de behandeling van keel- en mondinfecties en
tandaanslag.
Georgië is het gebied waar de propolis-verzamelende honingbij Caucasia vandaan komt.
In het boek “The Carbadini”, gepubliceerd in de 13e eeuw, suggereert de auteur dat propolis van deze bij goed is tegen tandbederf.
Sindsdien wordt propolis , mogelijk vanwege zijn brede antimicrobiële activiteit (inclusief antibacteriële, antischimmel- en antivirale activiteit),
gebruikt voor de behandeling en preventie van cariës en peri-odontale aandoeningen, als tussentijds transportmedium voor tanden met avulsies, en voor
overgevoeligheid van het gebit en apthous stomatitis.
In de middeleeuwen werd er gezegd dat de kruisvaarders tijdens expedities Propolis bij zich droegen.
In het beroemde kruidenboek van John Gerard, 'The History of Plants' (1597), wordt een referentie gemaakt naar
"the resin or clammy substance of the black poplar tree buds" om helende zalven mee te maken.
Hierin wordt verwezen naar propolis als een stof die een snelle en effectieve genezing biedt voor vele aandoeningen.
1600 - In de London Pharmacopoeias wordt propolis officieel als medicijn vermeld en was één van de belangrikste ingrediënten in helende zalven.
Nicolas Culpeper vertelt ons in zijn beroemde 'Complete Herba'l (1653), onder de titel "The Poplar Tree", dat "propolis buitengewoon goed is tegen koorts en ontstekingen in vele lichaamsdelen en verkoeling biedt bij brandende wonden".