De samenstelling van propolis

Samenstelling Om de samenstelling van propolis te achterhalen is er al heel wat wetenschappelijk onderzoek verricht. Dit onderzoek heeft vastgesteld dat de samenstelling van propolis zeer complex is. Men is er tot heden in geslaagd om meer dan 300 verschillende stoffen en chemische verbindingen te identificeren, gaande van harsen, etherische oliën, vitamines, mineralen, flavonoiden enzovoorts.

Propolis wordt door de bijen gemaakt van harsen afkomstig van de knopjes van bomen en struiken, voornamelijk van populieren en berken. Waarom de bijen juist de hars gebruikt van deze bomen is nog een beetje een mysterie maar men vermoed dat de bijen instinctief die bomen uitzoeken die de beste eigenschappen hebben en hierdoor ook de beste bescherming bieden aan het volk.

Deze harsen worden na het verzamelen door de bijen bewerkt. Ze kauwen en kneden de taaie en harde hars tot bruikbaar materiaal waardoor ook de samenstelling verandert. Via speciale klieren worden er bijenwas en speciale enzymes toegevoegd aan het goedje waardoor uiteindelijk propolis ontstaat. (Deze enzymes zijn ook degenen die ze gebruiken om van nectar honing te maken. Heel wat van de geneeskrachtige eigenschappen van honing ga je hierdoor dus ook terug vinden in propolis.)
Vervolgens gaan de bijen deze propolis gebruiken als bouwmateriaal in de kast.

Regionale verschillen

De samenstelling van propolis is ook nooit hetzelfde, afhankelijk van het jaargetijde, bodemgesteldheid, de omgeving van de bijen, de beschikbaarheid van de juiste bomen en het karakter van het bijenvolk kan de samenstelling van propolis fel variëren.
Dit maakt het soms moeilijk om een propolis-product te maken met steeds dezelfde samenstelling en eigenschappen.
Om toch steeds zo goed mogelijk dezelfde samenstelling te behalen en een zo hoog mogelijke kwaliteit, maken wij meestal 1 grote batch per jaar klaar waarbij we propolis vanuit verschillende regio's en verschillende seizoenen vermengen om zo een zo gelijkmatig en homogeen mogelijk product te verkrijgen.

De belangrijkste bestanddelen van propolis zijn:

  • Harsen
  • Bijenwas
  • Etherische oliën
  • Pollen
  • Vitaminen, mineralen en spoorelementen

Ruwe propolis is een taaie uiterst kleverige stof en wordt door het lichaam nauwelijks opgenomen. Door de propolis op te lossen zijn de stoffen in de oplossing beschikbaar voor het lichaam. De vloeistof bevat dan:

Etherische oliën

Propolis bevat een verzameling aan aromatische stoffen. Deze etherische oliën zijn voor een groot deel verantwoordelijk voor de karakteristieke geur van propolis. Deze geur zult u direct herkennen wanneer u wel eens een propolis product van ons heeft geroken. Wij voegen namelijk geen enkele onnodige stof toe aan onze producten. De geur doet denken aan boomharsen, honing en bijenwas. Sommigen vinden de geur heerlijk, anderen moeten er even aan wennen.

Er zijn 31 verschillende etherische oliën in propolis aangetoond. De aromatische verbindingen die door de bijen gebruikt worden tegen bacteriën en/of schimmels zijn o.a.

Flavonoïden

Flavonoïden worden vaak genoemd als het gaat over de werkzaamheid van propolis. Ze worden ook vaak genoemd als een superklasse van antioxidanten. Flavonoïden spelen een belangrijke rol in de pigmentatie van planten en in de bladeren van bomen. Het zijn gele pigmenten die vookomen in de bladeren en de hars op knoppen van bomen en planten. De samenstelling van de flavonoïden verschilt per boomsoort. Het lijkt wel alsof de bijen precies die bomen herkennen waarvan de samenstelling van de flavonoïden het best past bij hun behoefte. Uit onderzoek is gebleken dat de flavonoïdensamenstelling van propolis het meest overeenkomt met die van de knoppen van de populier en de berk. Wat zou kunnen betekenen dat deze bomen voor bijen de voorkeur hebben in het produceren van de meest werkzame propolis.

Opvallend is dat er ook flavonoïden in propolis zitten die niet voorkomen in bomen. Waarschijnlijk zijn deze ontstaan door de bewerking die bijen uitvoeren op de harsen voordat ze het gebruiken als propolis. Er wordt daarom wel gedacht dat deze door de enzymen van de bijen bepaalde flavonoiden worden omgezet in andere, voor de bij nuttiger flavonoïden.

Propavko (1978) is de belangrijkste onderzoeker van flavonoïden in propolis. In 1969 ontdekte hij acacetine, kaempferide, pinostrobine en rhamnocitrine. In de jaren daarna ontdekte hij in het Instituut voor de chemie van de natuurlijke stoffen in de Sovjet Unie nog negen andere flavonoïden.

(1975) Ook Schneideweind, Metzer en hun medewerkers, verbonden aan de Lutheruniversiteit in Halle aan de Saale (Oost-Duitsland), hebben belangrijk onderzoek naar de flavonoïden in propolis verricht. Hij ontdekte flavonoïden, waaronder -pectolinarigenine, pinobanksine, 3-acetyl-pinobanksine, sakurantine en pinocembrine (5,7-dihydroxyflavanon) en ontdekten dat deze laatste een zeer krachtig middel is tegen parasiterende schimmels. Ze ontdekten ook stoffen die nog nooit ontdekt waren, zoals bijvoorbeeld pectolinaresine (quercetine-3,3’ –dimehylether) en andere: salansine, rhamnocitrine, sacuranetine, p-cumarinezuurbenzylester enzovoort, waarvan men nu weet dat ze deel uitmaken van het antibiotische werkingsspectrum.
Als we de details weglaten en alleen de compositie, de natuurlijke harmonie van propolis beschouwen, dan begrijpen we dat hier de wisselwerking van planten onderling aan het werk is. Het zijn, algemeen uitgedrukt, plantaardige stoffen die elkaar in hun werking aanvullen en potentiëren.

Inmiddels zijn er minstens een 40-tal flavonoïden in propolis ontdekt. De belangrijkste hiervan zijn, behalve de hiervoor genoemde, -apigenine, chrysine, galangine, luteoline, pinocembrine, pinostrobine, quercetine en tectochrysine. De meeste hiervan zijn natuurlijk werkzame antibiotica tegen bacteriën, virussen en/of schimmels. En het interessante is dat de micro-organismen, zoals bacteriën en virussen, geen weerstand kunnen opbouwen tegen deze antibiotica. In tegenstelling tot de klassieke antibiotica.
Sommige hebben een krampstillende werking, bevorderen de galafvloed of zijn pijnstillend.
Ook andere effecten van flavonoïden zijn beschreven, zoals het remmen van ontstekingsreacties, het stimuleren van de vorming van antistoffen en het bevorderen van de groei. Door een gunstige invloed op de bloedvaten en de rode bloedcellen gaan ze het ontstaan van slagaderverkalking en trombose tegen.

Onlangs is door König (1985) een nieuwe groep flavonoïden ontdekt; de caffeoylics. Deze zouden ook een goede werking tegen virussen bezitten.
Veel informatie hierover is echter nog niet zo uitgebreid te vinden.
The caffeoylics as a new family of natural antiviral compounds

De geneeskrachtige werking van propolis is zonder twijfel voor het belangrijkste deel te danken aan de flavonoïden.
De eigenschappen van de verschillende flavonoïden zijn in het laboratorium door diverse wetenschappers onderzocht en aangetoond. Daarbij is ook duidelijk geworden dat de verschillende bestanddelen van propolis niet slechts afzonderlijk werkzaam zijn, maar vaak elkaars werking versterken.
Sommige hebben een krampstillende werking, bevorderen de galafvloed of zijn pijnstillend. Ook andere effecten van flavonoïden zijn beschreven, zoals het remmen van ontstekingsreacties, het stimuleren van de vorming van antistoffen en het bevorderen van de groei. Door een gunstige invloed op de bloedvaten en de rode bloedcellen gaan ze het ontstaan van slagaderverkalking en trombose tegen.

bron: www.spreekuurthuis.nl
Voor meer info over Flavonoïden: wikipedia

Propolis bevat o.a. de volgende flavonoïden:

Acacetine

Type element: Flavonoide

Acacetine (5,7-dihydroxy-4-methoxyflavon) is een natuurlijk voorkomend flavonoïde, waarvan bekend is dat het talrijke farmacologische eigenschappen bezit, waaronder neuroprotectieve, cardioprotectieve, antikanker-, ontstekingsremmende, antidiabetische en antimicrobiële activiteiten. Er is aangetoond dat het sterke remmende effecten vertoont tegen glutathionreductase, cyclo-oxygenase, acetylcholinesterase, aldose-reductase en xanthine-oxidase-enzymen.

Chemische formule: C16H12O5


Oorsprong:

Propolis, Tomaten, Dit molecuul is wijdverbreid in het hele plantenrijk, maar is vooral overvloedig aanwezig in de families Asteraceae, Euphorbiaceae, Passifloraceae, Lamiaceae en Malvaceae.

Toepassingen:

Streptococcus pneumoniae, Astma, darmkanker

Bronnen:

Alnusine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:C16H12O6

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Alnusitol

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Alpinetine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Apigenine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen: SARS

Bronnen:

Betuletol

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Catechine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Chrysine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Ermanine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Galangine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Islapinine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Isorhamnetine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Isosakuranetine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Kaempferide

Type element: Flavonoide

Chemische formule:


Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Kaempferol

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen: Atherosclerosis

Bronnen:

Luteoline

Type element: Flavonoide

Luteoline is een flavonoïde dat vooral voorkomt in kruiden zoals peterselie, rozemarijn en tijm, artisjokken en selderij. De naam komt van het Latijnse luteus, hetgeen 'geel' betekent. Luteoline zou een rol spelen in het lichaam als antioxidant en radicaalvanger. Het zou ontstekingsremmend werken, het metabolisme van koolhydraten bevorderen en het immuunsysteem helpen regelen. Het zou ook kanker helpen voorkomen.

Chemische formule:

C15H10O6

Oorsprong:

Toepassingen:

SARS, kanker, verhoogt de aanmaak van testosteron, Helpt tegen Alzheimer, In combinatie met Quercetine en Rutine wordt Luteoline gebruikt bij autisme.

Bronnen:

Naringenine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

SARS

Bronnen:

Pectolinarigenine

Type Flavonoïde: Pectolinarigenine

Korte Beschrijving van het Type Flavonoïde:

Pectolinarigenine is een flavonoïde die behoort tot de groep van polyfenolische verbindingen die van nature voorkomen in plantaardige voedingsmiddelen. Het staat bekend om zijn potentieel als een krachtige antioxidant en mogelijke voordelen voor de gezondheid.


Chemische Formule: C20H18O8

Oorsprong:

Pectolinarigenine komt voor in bepaalde planten, waaronder sommige soorten madeliefjes (Chrysanthemum-soorten) en enkele andere kruidachtige planten.


Toepassingen:

Pectolinarigenine wordt onderzocht vanwege zijn antioxidante eigenschappen en potentiële gezondheidsvoordelen. Het kan helpen bij het verminderen van oxidatieve stress en ontstekingen in het lichaam. Bovendien wordt het bestudeerd vanwege mogelijke voordelen voor de gezondheid, zoals de preventie van bepaalde chronische ziekten. Hoewel er nog meer onderzoek nodig is om de volledige reikwijdte van de voordelen van pectolinarigenine te begrijpen, wordt het beschouwd als een veelbelovende bioactieve stof.

Bronnen:

Pinobanksine

Type element: Flavonoide

Pinobanksin is een antioxidant bioflavonoïde die de peroxidatie van lipoproteïne met lage dichtheid remt. Het heeft de elektronendonoreigenschappen die de alfa-tocoferolradicalen verminderen.


Chemische formule: C15H12O5

Oorsprong:

Honing, Propolis, zonnebloemen

Toepassingen:

MRSA, osteoporose, osteoblast, helpt bij beenvorming, werkt tegen vasculaire dementie.

Bronnen:

3-Acetyl Pinobanksine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Pinocembrine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Pinostrobine

Quercetine

Type element: Flavonoide

Quercetine is een antioxidant en behoort tot de flavonoïden. Deze stof wordt verondersteld een van de meest actieve ingrediënten van knoflook te zijn en in heel veel andere groenten en fruitsoorten.
Quercetine heeft sterke ontstekingswerende, antioxiderende en antitumorale eigenschappen.
Omwille van de antioxidatieve werking zou Quercetine het effect van kanker-behandelingen met een oxiderende werking kunnen verminderen.

Chemische formule: C15H10O7

Oorsprong:

Propolis, kerstomaten, vleestomaten, knoflook, ajuin, (ronde) sla, (Lollo Rosso) sla, selderij, asperges, kappertjes, koolsoorten, bessen, druiven, rode wijn, sperziebonen, thee en appel
Het wordt ook aangetroffen in verschillende kruiden, waaronder Ginkgo biloba, St. Janskruid (Hypericum perforatum) en Amerikaanse ouderling (Sambucus canadensis).


Toepassingen:

Hepatitis-C, atherosclerose, hypercholesterolemie, hypertensie, coronaire hartziekte, vasculaire insufficiëntie, diabetes, cholesterol, cataracten, allergische rhinitis, maagzweren, aften, schizofrenie, ontsteking, reumatoïde artritis (RA), niacine flush, astma, jicht, virale infecties, blaasaandoeningen en infecties, chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS), het voorkomen van kanker, orale mucositis, het behandelen van prostatitis, het verbeteren van hormoonniveaus bij vrouwen met polycystisch ovariumsyndroom en het verbeteren van de functie van niertransplantaties.
Het wordt ook gebruikt om het uithoudingsvermogen te vergroten en de atletische prestaties te verbeteren.
In combinatie met luteoline en rutine wordt quercetine gebruikt voor autisme.
Quercetine wordt door sommige kankerpatiënten genomen omwille van de ontstekingswerende, antioxiderende en antitumorale eigenschappen die eraan toegeschreven worden.

Recente studies tonen ook aan dat Quercitine in combinatie met Zink, Vitamine C, Vitamine D en Selenium ook de weerstand versterkt tegen SARS en COVID-19. Met uitzondering van vitamine D zijn al deze elementen aanwezig in propolis.
Net als hydrochloroqine zorgt Quercitine voor een betere toegankelijkheid door het celmembraan zodat de Zink de virus-geinfecteerde cel kan binnen dringen en hier de reproductie van het virus kan uitschakelen.


Bijwerkingen

Teveel Quercetine kan hoofdpijn en maagklachten geven. In hoge doses en bij langdurig gebruik kan het nierproblemen veroorzaken. Stop het gebruik daarom met tussenpozen.


Interacties met andere geneesmiddelen en voedingssupplementen

Quercetine kan een bloedverdunnend effect hebben. Aan mensen die hier al 'klassieke' medicatie voor nemen, wordt aangeraden het gebruik zeker te melden aan hun arts.
Andere voedingssupplementen kunnen ook een bloedverdunnend (druivenpitextract/resveratrol, gember, ginkgo biloba, ginseng, knoflook, kurkuma, lijnzaad, mariadistel, visolie/omega-3 vetzuren en vitamine E) effect hebben. Wees dus voorzichtig bij het gebruik en meld dus ook combinatiegebruik zeker aan uw arts.
Mensen met maagzweren en schildklierproblemen gebruiken quercetine beter niet zonder voorafgaand overleg met hun arts.


Bronnen:

Rhamnazine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Rhamnetine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Rhamnocitrine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen: Atherosclerosis

Bronnen:

Rutine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Sakuranetine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Tectochrysine

Type element: Flavonoide

Chemische formule:

Oorsprong:

Toepassingen:

Bronnen:

Lipoïden

Lipoïden is de verzamelnaam voor een zeer heterogene groep van in de natuur voorkomende, vetachtige verbindingen. De bijenwas die in propolis aanwezige is is zo’n natuurlijke, vetachtige verbinding. Slechts een klein deel hiervan is oplosbaar in alcohol. Bij het maken van propolis als tinctuur blijft het meeste op de bodem achter en wordt verwijderd. Na verloop van tijd kunnen zich alsnog kleine wasdeeltjes vormen, die zich dan als bruine wolkjes in het flesje op de wand afzetten. Alleen de vetachtige stof myristinezuur blijft in oplossing. De aanwezige lipoïden in propolis zijn afkomstig van de bijenwas hoewel de meeste was wordt weggefilterd bij het maken van tinctuur. De belangrijkste lipoïden in onze propolis producten zijn:

Eiwitten

Propolis bevat een kleine hoeveelheid eiwitten die bestaan uit verschillende aminozuren. De hoeveelheden zijn zeer gering, niet substantieel om bij te dragen aan de dagelijkste eiwit behoefte. Uit een analyse van Derevici (1978) blijkt dat het om acht verschillende aminozuren gaat: fenylalanine, leucine, tryptofaan, alanine, asparaginezuur, glutaminezuur, glycine en serine. De eerste drie hiervan zijn essentiële aminozuren. Dat betekent dat het om eiwitstoffen gaat die de mens niet zelf kan maken, maar via de voeding moet binnenkrijgen. De hoeveelheid aminozuren in propolis is te gering om een substantiële bijdrage aan onze eiwitbehoefte te leveren. Maar dat wil niet zeggen dat de aminozuren in propolis geen bijdrage aan de werking van propolis bij sommige ziekten kunnen leveren. Wellicht dragen aminozuren (waarvan 3 essentiele aminozuren) bij aan de werking van propolis in hun strijd tegen sommige ziektes.

  • Fenylalanine
  • Leucine
  • Tryptofaan
  • Alanine
  • Asparaginezuur
  • Glutaminezuur
  • Glycine
  • Serine

Suikers

Dat er in propolis ook een beetje suiker zit, zal niemand verbazen. Propolis is immers een bijenproduct. Toch is dit nog niet zo erg lang geleden pas door Maciejewicz (1984) ontdekt. Hij kon zeven verschillende suikers aantonen, te weten fructose (vruchtensuiker), glucose (druivensuiker), -gulose, ramnose, sacharose (rietsuiker), sorbitol en talose. Veel waarde hoeft men waarschijnlijk niet aan deze suikers toe te schrijven. De hoeveelheden zijn daarvoor te gering.

  • Fructose (vruchtensuiker)
  • Glucose (druivensuiker)
  • Gulose
  • Ramnose
  • Sacharose (rietsuiker)
  • Sorbitol
  • Talose

Vitaminen en mineralen

Propolis bevat ook een hele reeks aan vitamines, mineralen en andere spoorelementen. Er zitten inderdaad wel wat vitamines in propolis maar dit is eerder beperkt. Haydak (1942) heeft daar uitgebreid onderzoek naar gedaan. Hij vond in propolis sporen van de vitamines A, B1, B2, B5, B6, C, E en van nicotinezuur (vitamine PP). De hoeveelheden waren echter zo klein dat je bijna een kilo propolis zou moeten innemen voor je aan de dagelijkse behoefte aan die vitamines hebt voldaan. In de wetenschappelijke literatuur wordt dan ook niet veel verder gegaan over vitamines in propolis.

  • Magnesium
  • Zink
  • Ijzer
  • Koper
  • Silicon
  • Strontium
  • Nikkel
  • Mangaan
  • Selenium
  • Vanadium
  • Chroom
  • Borium
  • Molybdeen
  • Retinol (Vitamine A)
  • Thiamine (Vitamine B1)
  • Riboflavine (Vitamine B2)
  • Choline (Vitamine B4)
  • Panthotheenzuur (Vitamine B5)
  • Ascorbinezuur (Vitamine C)
  • Alfa-tocoferol (Vitamine E)
  • Biotine (Vitamine H)
  • Citrine (Vitamine P)

Voor meer info over vitamines: wikipedia

Bronnen: